De economie-module van Farmdesk kreeg onlangs een sterke uitbreiding, waarbij een hele reeks prestatie-indicatoren werden ontwikkeld en gevisualiseerd. Meer info over de prestatie indicatoren en de ontwikkeling ervan kan u in dit artikel terugvinden.
In een vorig artikel gingen we dieper in op de melkproductie en de bijhorende efficiëntie. Daaruit bleek dat de (meet)melkproductie per koe de snelweg naar goede bedrijfseconomische resultaten is.
In wat volgt delen wij graag onze inzichten over de bedrijfseconomische consequenties van de keuze van voedermiddelen, met name op het gebruik van ruwvoer, krachtvoer en bijproducten in het rantsoen.
In onderstaande figuur werd de consumptie van ruwvoer (in kg droge stof) per koe en per 100 kg meetmelk uitgezet in functie van de voerwinst. Net als in de vorige analyse worden de groepen FD-onder (25% veehouders met laagste voerwinsten), FD-mid (25-75%) en FD-top (75-100%) weergeven, alsook de gemiddelden van elke groep (de zwarte kruisjes) en een distributie wolk die de trend aangeeft.
Uit de analyse van de ruwvoerconsumptie per koe (de linkse figuur hieronder) wordt duidelijk dat de koeien die veel ruwvoer opnemen gemiddeld gezien voor een hogere voerwinst zullen zorgen. De consumptie van dit ruwvoer staat niet op zichzelf, want het ruwvoer moet ook efficiënt omgezet worden tot veel melk.
Deze efficiëntie zien we terugkomen in de rechtse figuur. Hoe hoger de efficiëntie van omzetting, hoe lager de ruwvoerconsumptie per 100 kg meetmelk zal zijn, wat resulteert in een hogere voerwinst bij gelijke melkprijs.
Ook voldoende krachtvoeropname is belangrijk. Uit de onderstaande linker figuur is duidelijk dat de dieren met de grootste krachtvoeropname horen bij bedrijven die de hoogste voerwinsten noteren.
Op vlak van efficiëntieverbetering kunnen we niet veel verwachten van krachtvoer, wat we dan ook zien op onderstaande rechtse figuur. De effecten van de krachtvoerconsumptie per 100 kg meetmelk geven eerder een wisselend beeld met het oog op voerwinstverbetering.
De voerwinstverbetering van de middengroep naar de top gaat gepaard met een hoger gebruik van krachtvoer, waarbij de winst niet zit in de efficiëntie (of krachtvoerverbruik per 100 kg meetmelk). Wellicht gaat de extra krachtvoerconsumptie de passagesnelheid van het voer verhogen zodat er relatief meer ruwvoer opgenomen kan worden, waardoor er een hogere melkproductie kan bekomen worden, met een hogere voerwinst als gevolg.
Krachtvoer versnelt namelijk de vertering en zorgt voor een hoge totale DS-opname die voornamelijk moet komen uit extra ruwvoer consumptie (en bijhorende hogere voerwinst, zoals aangetoond in de eerste figuur).
Als het krachtvoer gebruikt wordt om het rantsoen snel verteerbaar en evenwichtig te maken, kan de totale DS-opname stijgen en de verteringsefficiëntie verbeteren, wat aanleiding geeft tot een maximalisatie van de productiviteit (wat we in een vorig artikel zagen terugkomen), gekoppeld aan een efficiënt gebruik van zowel het ruwvoer als het krachtvoer.
De idee dat extra opname van bijproducten een betere voerwinst per koe bij gelijke melkprijs oplevert, gaat niet echt op. Tussen de middengroep en de topgroep werden hier ook quasi geen verschillen gemeten. Vermoedelijk vallen tussen de 2 hoogste groepen de verschillen/winsten niet meer te rapen met bijproducten. Om te evolueren van de middengroep naar topgroep is het belangrijker om via het gebruik van aangepast krachtvoer de vertering te optimaliseren en te streven naar een hogere ruwvoer efficiëntie die resulteert in een hogere voerwinst.
In een volgend artikel in deze reeks zullen we ook leren dat de kwaliteit van het ruwvoer hier een bepalende rol in speelt.