Veel melkveehouders kennen het natuurlijk verval van het vetgehalte tijdens de zomermaanden, het seizoen met zijn eigen(aardig)heden speelt hierin een belangrijke rol. Moeten we meegaan met de seizoenstrend of zijn er ook nog sturingsmechanismen?
Gezien de temperatuurstijgingen die mogelijk zijn vanaf half april, komt hittestress mogelijk de kop op steken. Zeker bij de eerste grote temperatuurstijging van het jaar die boven de vijfentwintig graden gaan, gecombineerd met een vrij hoge luchtvochtigheid.
Vaak is dit ook de periode dat de vetverhogende voederbieten uit het rantsoen gaan…
Hoe kunnen we nu zo goed mogelijk tegensturen en toch het vetgehalte zo hoog mogelijk houden?
Bieten in de zomer voeren
Kwestie van de bieten er zo lang mogelijk in te houden, kun je wel stellen. Sommige veehouders doen dit door een deel van de voederbieten in te kuilen met de snijmais en deze zo voor de zomerdag te reserveren. Weet echter dat deze bieten een metamorfose ondergaan die ook consequenties heeft voor het vetgehalte in de melk. Het vetgehalte verhogend effect van de bieten zit hem in de aanleiding tot de productie van betahydroxyboterzuur door de pensflora vanuit de aanwezige suiker in de bieten. Deze suiker wordt echter omgezet tot melkzuur bij het gezamenlijk inkuilen.
Bovendien zal het zetmeel in de snijmais ook nog sneller verteerbaar worden door het vocht van de bieten, wat maakt dat de verhouding melkzuur/propionzuur verhoogt bij de pensfermentatie. Dit geeft dan weer aanleiding tot een zuurdere pens en bijhorende lagere azijnzuurfermentatie, welke nu net nodig is om het melkvetgehalte te ondersteunen.
"Kortom bieten inkuilen in snijmais geeft geen vetgehalte ondersteunend voedermiddel op."
Wim Govaerts
Wanneer we de resterende bieten intact(ongesneden) inkuilen met een eerder droge eerste snede, blijven deze mooi intact als biet.
Deze mengkuil mondjesmaat over de zomer heen voederen na een wachtperiode van een drietal weken alvorens de kuil open te maken. Indien we begin tot half april een eerder droge kuil maken van snelle lente rogge in combi met de resterende bieten, kunnen de verse bieten mooi overgaan tot deze mengkuil in begin mei…
Minder snijwerk met de bieten en mogelijk sterker blijvend vetgehalte-ondersteunend effect ervan, kortom bedrijfseconomisch interessanter.
Pensbuffers
Verder zullen buffers mogelijk wenselijk zijn indien de versnelde ademhaling van het vee de eigen bicarbonaat suplementatie vanuit het speeksel onder druk zet bij verhoogde temperaturen bij hoge luchtvochtigheid. Hiervoor verwijzen we graag naar het farmdesk artikel over hittestress.
Bedrijfseconomisch loont deze maatregel vrij snel bij prijzen rond de 30 cent voor de buffers zoals natriumbicarbonaat, krijt of zeoliet.
Kwestie om niet te ruim te gaan in natrium in het rantsoen omdat dit de drinklust bevordert en langs de achterdeur ook nog extra loonwerkkosten oplevert voor het uitrijden van het plaswater. Verder opletten met overmaat aan calcium, wat andere mineralen zou kunnen blokkeren in hun opname, denk hierbij zeker aan fosfor en zink. Zeoliet zal als kleimineraal alle mineralen een beetje storen in hun opneembaarheid, dus misschien een beetje extra mineralenkern voeren of de elementen organisch aanbieden in de kern.
Meer vet in het rantsoen?
De koolhydratenvertering geeft meer aanleiding tot warmteproductie dan de vetvertering bij herkauwers. Vandaar de optie om meer vet te voeren aan de koeien in de zomer om te hoge warmte-ontwikkeling in het dier en de stal te vermijden. Weet dat dit niet ongebreideld kan omdat de pensflora veel inefficiënter wordt bij een vetgehalte van meer dan vijf procent. Tenzij we werken met bestendige vetten, ze ontsnappen aan de pensfermentatie en zullen zul pas in de dunne darm, na de galwerking, beschikbaar komen.
Bedrijfseconomische overweging
We veronderstellen een bestendig vet prijs van 2000 €/ton. Als we hiervan 200 gram per koe per dag voeren, is een vetgehalte verhoging met 0,2% per kg melk haalbaar.
Veronderstellen we een Nederlandse melkprijs van 60,00 €/100 kg (bij 4,42% vet), waarbij het vet voor ~1/3e doorrekent in de melkprijs. De +0,2% melkvet op 30 kg/koe/dag geeft zodoende een meeropbrengst van 0,30 €/koe/dag. Hiertegenover staat een extra voerkost van 0,40 €/koe/dag. Dit kan niet uit.
Voor Vlaanderen veronderstellen we een melkprijs van 55,50 €/100 liter (bij 42 g/L vet), waarbij het vet voor 1/2e doorrekent. De +0,2% melkvet geeft in dit geval een meeropbrengst van 0,45 €/koe/dag. Dit kan net uit, maar blijf in de buurt van de fameuze ‘vestzak-broekzak’ operatie.
"Vaak zie je dus dat de vetsuplementatie in het rantsoen om het vetgehalte te ondersteunen zich maar moeilijk laat vertalen in betere bedrijfseconomische resultaten."
Wim Govaerts
In geval van hittestress is het echter ook wel zo dat de vet supplementatie ook melkproductie ondersteunend werkt, omdat de koe minder tegen haar voeropnamebeperkingen vanuit oververhitting aanloopt.
Veronderstel dat tijdens warme dagen door toevoeging van vet in het rantsoen de terugval van 1 kg melk wordt vermeden.
In Nederland komt dit uit op een netto voordeel van +0,50 €/koe/dag. In Vlaanderen een netto voordeel van +0,59 €/koe/dag. Op bedrijven met gemiddeld 100 koeien komt dit toch neer respectievelijk 50 en 59 €/dag.
Kortom er valt bedrijfseconomisch voordeel te halen met vetsupplementatie, maar uitkijken voor de ‘vestzak-broekzak’ effecten blijft belangrijk.
Om de verse koeien gezond te houden bij hun drive tot hoge producties, lijkt het mij interessant om deze vetsupplementatie eerder voor deze groep voor te behouden.
Bedrijfseconomische overweging
Weet dat de Farmdesk tool niet enkel een instrument is om de rantsoenering op dit vlak aan te sturen, maar ook instant de voerwinstmonitoring mogelijk maakt. Zo haal je de eventuele vestzakbroekzak effecten er na enkele dagen al uit!